Naar of … IN Zijn beeld
De ontdekking van Köhlbrugge dat de mens niet ‘naar’, maar ‘In’ het beeld van God geschapen is, is van even groot belang als zijn ontdekking van de komma in Romeinen 7.14.
T. van Es schrijft op blz 15 van ‘H.F. Köhlbrugge In Zijn Beeld’: ‘Köhlbrugges ontdekking van de komma in Rom. 7 vers 14 heeft voor zijn verdere leven een geweldige betekenis gehad. Maar zijn ontdekking, dat de mens in (‘niet naar’) het Beeld van God Het Beeld van God 1) is geschapen, is zeker van even zo groot belang geweest. Belangrijk voor het verstaan van Köhlbrugge 2) en Böhl 3) is hun opvatting over het beeld van God, d.w.z. hoe wij volgens hen de mens moeten zien in de staat der rechtheid. Dat is immers het punt, waar alle lijnen in de leer van het heil uit voort komen; wie het begin verkeerd ziet, trekt onherroepelijk alles scheef. Wie in de leer van het beeld van God te veel waarde hecht aan de mens op zichzelf, kan in de leer der heiligmaking die mens niet meer roemloos doen rusten in de schoot van Christus, want beeld van God en heiliging hangen onlosmakelijk samen. Het is bekend dat Köhlbrugge van Genesis 1 vs. 26 een (enigszins,parenthesen dcb) andere vertaling heeft gegeven dan de gebruikelijke. Men spreekt meestal over de schepping naar het beeld van God en naar Zijn gelijkenis.(volgens de SV en HSV, dcb) Maar Köhlbrugge heeft vertaald: in Zijn beeld, naar Zijn gelijkenis. Dat is de strikt letterlijke vertaling van het oorspronkelijke en Köhlbrugge was voldoende taalgeleerde om deze vertaling te kunnen verdedigen. In elk geval ligt hierin opgesloten, dat Köhlbrugge — en in zijn voetspoor Böhl — verschil ziet tussen beeld en gelijkenis, zodat de gelijkenis afhankelijk is, een vrucht is, van het beeld van God. Het punt, waaraan deze theologen zich hierin oriënteerden, was dat in de vernieuwing van het leven hersteld wordt wat er oorspronkelijk was, maar daarna door eigen schuld verloren ging. Als een mens wedergeboren wordt, komt er niet iets heel moois voor de dag, maar wordt hij herschapen naar de oorspronkelijke bedoeling van God. Col. 3 vs. 10 spreekt van de nieuwe mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld van Hem, Die hem geschapen heeft. Zo legt de Schrift een zeer nauw verband tussen het nieuwe leven en het oorspronkelijke leven. De wedergeboorte is het herstel van het beeld van God. vandaar dat wij voor de uitleg van een tekst als Gen 1 vs 26, plaatsen als Efeze 4 vs. 24 en Coll. 3 vs. 10 moeten raadplegen. Het Nieuwe Testament spreekt over de nieuwe mens, een nieuw kleed, en dat moet verstaan worden als: Christus en wat Hij heeft tot stand gebracht. In zijn preek over Rom. 6 vs 6 heeft Köhlbrugge dat duidelijk uiteengezet. Als er gezegd wordt: doet aan de nieuwe mens, dan betekent dat hetzelfde als: gelooft in de Here Jezus Christus. Want Christus is die nieuwe mens, de mens, zoals God hem oorspronkelijk bedoelde, in schepselmatige realisering van de wil van de Heere. Daarom kan Hij in de volle zin van het woord, genoemd worden: het beeld van God. Als wij naar het beeld van God vernieuwd worden, worden wij naar Zijn beeld vernieuwd. Het gaat hier dus over iets, dat buiten de mens is, de gerechtigheid, het werk van Christus en het Nieuwe Testament wordt niet moede om ons op te roepen daarin te wandelen door het geloof. van hieruit kunnen wij de visie van Köhlbrugge en Böhl op het beeld van God begrijpen. In dit licht gezien, kan het beeld van God niet allereerst een bepaalde hoedanigheid in de mens zijn. Daarom is het beeld van God niet primair in de mens, maar de mens is in het beeld van God. Het is zijn element, zijn levenssfeer, zoals een vis alleen leven kan in het water en een vogel in de lucht. Het beeld van God is, volgens Böhl, dat er van de Here God een glans afstraalt, de heerlijkheid van Zijn deugden, waarin de geschapen mens opgenomen en geborgen is. God openbaart Zichzelf, Hij doet Zijn Woord en Geest uitgaan, Zijn goedheid en Zijn liefde stralen van Hem af. En de mens is zo geschapen, dat hij daarop afgestemd is, dat hij met alles, zijn verstand, gevoel en wil daarin geborgen is. Dat is zijn element, daar kan hij alleen zuiver in functioneren, zoals een vis in het water. Het beeld van God is de zelfopenbaring van de drie-enige God en de mens is daar ingezet, zodat hij daar alleen echt in leven kan. Het gaat om het zuiver functioneren. Daar spreekt Böhl over, als hij het heeft over de ‘gelijkenis’. Want nu de mens zo in zijn element is, heeft hij zuivere kennis van God, is zijn gevoel afgestemd op het leven van God, is zijn wilsleven in overeenstemming met dit van zijn Schepper. Zo wordt de zelfopenbaring van God als het ware weerkaatst; Böhl gebruikt het Latijnse woord effectus. Welnu, de gelijkenis is het effect van het beeld van God, zoals de heiliging het effect, de vrucht, is van de rechtvaardiging. Op deze manier komt alles aan de orde, wat in dit verband genoemd moet worden: kennis, gerechtigheid en heiligheid, maar het vindt bij Köhlbrugge en Böhl zijn grond niet in iets dat in de mens zelf ligt, maar in die verhouding, die relatie, waarin de mens geschapen werd en aanvankelijk stond. Wat over de mens gezegd mag worden, wordt hier dus niet verzwegen, laat staan ontkend, maar het komt aan de orde, nadat eerst de afstraling van de heerlijkheid van God beschreven is. Zo wordt duidelijk hoe Böhl over de zondeval en over de erfzonde dacht. 1) Uit: Eduard Böhl, Hoogleraar te Wenen en schoonzoon van dr H.F. Köhlbrugge, door prof dr. W. Balke, pg 120-122, Köhlbrugge-reeks No 7, boekencentrum, Zoetermeer, 2001. 2) dr. Hermann Friedrich Köhlbrugge, *1803 - †1875 3) prof dr. Eduard Böhl, hoogleraar te Wenen, *1836 - †1903" Wat is het Beeld van God voor Köhlbrugge?
Daarover schrijft hij: ‘In Zijn Beeld, als Zijn gelijkenis’, zo staat er geschreven in het Hebreeuws. Als er staat: ‘wij derven de Heerlijkheid van God’, dan wordt er onder die ‘Heerlijkheid van God’ de uitstraling, uitgang, uitgieting van Zijn geestelijke volmaaktheid of volmaaktheden verstaan. In die uitstraling, uitgieting nu zijn wij gesteld, geschapen, in Christus Jezus, de Heere van de Heerlijkheid. Die uitstraling uit God, waarvan de bron is in God, is geen dode uitstraling, is ook geen kracht of werking, die niet zelf God zou zijn, maar is de Heilige Geest, de Geest van de Heiligheid. Daarin bevinden wij ons, zoals die zich in ons bevindt als de Geest van Christus, en niet anders. Die uitstraling werkt door in het zien en zichtbare, in het dagelijkse leven.1) Als wij deze woorden op ons laten inwerken dan zien wij welke consequenties deze uitleg heeft. Het Beeld van God was en is niet iets dat wij in ons gekregen hadden, maar waarin wij geschapen waren. Het bestond niet uit gaven, maar uit een levensruimte, waarin wij volmaakt opgenomen en geborgen waren. Adam bezat geen gaven maar leefde van de gave van God. ‘De mens als geschapen wezen heeft geen zelfstandigheid en originaliteit, om zich naast God als iets afzonderlijks te handhaven; hij had een hoger houvast nodig; hij moet nadoen, aarden naar iemand, hij moet in een heel bepaald element zijn en blijven, om te gedijen; en dit element was juist het Beeld van God’. 2) ‘Het Beeld is de afstraling van het wezen van God waarin de geschapen mens opgenomen en geborgen is’. 3) Adam leefde dus in de ruimte die God hem gegeven had. Dat was met recht levensruimte. God zorgde voor Adam en Adam hoefde niet te werken.4) Köhlbrugge spreekt wel, zoals in de gangbare theologie gebruikelijk was, van ‘het werkverbond’ dat God met Adam sloot, maar verbindt daar niet de eis aan dat Adam de geboden van God volkomen moest houden (…) Nee, het ‘werkverbond‘ had als eis 5) niet te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Dat nu was geen werk voor Adam maar het houden daarvan was het bewijs dat hij God lief had en Zijn Woord geloofde en bestond daarin dat hij niet zou eten van die boom. Geloof is ook hier voor Köhlbrugge essentieel. Adam geloofde God en at daarom niet.6) Adam had genoeg, meer dan genoeg aan al het andere dat God hem had gegeven. Hij wandelde in de liefdesstralen van Gods vriendelijk aangezicht en had geen enkele behoefte om daar uit te treden, totdat…, totdat de satan hem liet nadenken of God het echt wel zo bedoeld had en of het wellicht anders kon dan God wilde. Alleen al door het luisteren naar die stem en die mogelijkheid te overwegen, was Adam in feite al gevallen voordat hij at van de verboden vrucht. 1) Brief van 5 november 1839. Korte verklaring, blz. 10-11 of Schriftauslegungen, S. 17-18. 2) E. Böhl, Dogmatik, Amsterdam 1887, S. 156. 3) Böhl, Dogmatik, S. 155. 4) ‘Werken’ in de betekenis van ‘werken om Gods gunst te verdienen!’. Adam mocht de hof wel ‘bouwen en bewaren’, Gen. 2.15. 5) ‘Eis’ klinkt in dit verband wat vreemd. Het is gangbaar in de dogmatiek om in dit verband dit woord te gebruiken. Nu was het werkverbond geen verbond waarin Adam moest werken om iets te verdienen, maar een verbond waarin de Heere aan Adam liet weten wie Hij voor hem wilde zijn en waarin van Adam werd gevraagd te blijven in de stand waarin God hem geschapen had. De woorden: ‘op de dag als u daarvan eet, zult u de dood sterven’ waren ook geen bedreiging, maar een liefdevolle waarschuwing om onder de hoede van God te blijven. Want zonder God zou hij niets zijn. Het was eigenlijk hetzelfde woord als in Joh. 15.5, waar de Heere Jezus zegt: ‘Die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt u niets doen’. Was Adam in het Beeld van God gebleven, dan had hij veel vrucht voortgebracht. 6) Böhl zegt dat Adam zich ver hield van de vrucht van de verboden boom en daarmee ook ver van de zonde. Dogmatik, S. 171. De ontdekking daarvan had een grote invloed op de antropologie van Köhlbrugge, want het betekent dat de mens nooit gaven heeft bezeten, ook niet in de staat der rechtheid, maar alleen leefde van wat God hem gaf, zodat, hieruit volgend, ook in de weder-geboorte niet gezocht hoeft te worden of men (weer) gaven bezit, want men zal ze volgens Köhlbrugge nooit krijgen ’. Over het ‘In Zijn Beeld’ geschapen zijn, handelt dit site-gedeelte. Onze Schrift, van God geïnspireerd, heeft in regel 1 van Genesis 1.1 de letters: אֵת In het begin schiep God AT, de hemel en de aarde. AT is JEZUS CHRISTUS. Het zijn de eerste en laatste letters van het Hebreeuwse AlfabeT: אֵ Alef en ת Tav, אֵת Want Jezus Christus is de Eerste en de Laatste. Door Hem Colossenzen 1.16:
zijn hemelen en aarde geschapen.Want door (of in) Hem (= Jezus Christus) zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en tot (of naar) Hem ge-schapen. Het voorzetsel IN, waarmee de Schrift begint, komt na het zesde vers 'een uitspansel IN het midden', pas weer in het 26e vers voor. Uit de Nederlandse vertaling van de SV en HSV blijkt niet dat hier 'IN Ons beeld' staat. Daar is onjuist vertaald 'NAAR Ons beeld'. Het Hebreeuws heeft echter duidelijk het voorzetsel be = IN, in het woord: bəṣalmēnû: IN Ons beeld. Zie hiervoor: Hebreeuws met Strongcodering Hoe vertaalden anderen dit woord? Vanaf de ouds bekende vertaling, welke IN heeft, wordt ook daarna tot op 1637, — de Staten Vertaling — met IN vertaald. Na deze SV werd bij andere vertalingen weer letterlijk vertaald. Helaas heeft men met de uitgave van de Herziene Staten Vertaling de SV gevolgd en ‘NAAR’ vertaald. Enige vertalingen laten dit duidelijk zien:
Het vervolg van het 26e vers, waar staat 'Naar Onze gelijkenis' is wel juist vertaald, met het Hebreeuwse voorzetsel ke כּ = NAAR, dit voorzetsel komt voor in het woord: כִּדְמוּמֵנוּ kidmûtēnû: NAAR Onze gelijkenis. Het verschil in het Hebreeuws, tussen de voorzetsels ‘In’ en ‘Naar’ is duidelijk. Toch werd verkeerd vertaald.
IN Zijn beeld Geschapen In Zijn beeld, is te omschrijven als ‘geschapen zijn in hoedanigheid van omstandigheid’ — geschapen naar Zijn gelijkenis als ‘de mate van overeenkomst waarin geschapen is’. Wat houdt dit beeld van God in? Is het zoals God er uit ziet en de mens dit beeld met zich meedraagt? Sommigen menen dit en zeggen: zoals God drie in één is, zo bestaat de mens uit drie delen: geest, ziel en lichaam, zo ook de lichaamsdelen, die in drieën zijn verdeeld. Hoewel niet onjuist, is daarmee niet alles gezegd. Want lijken we zó helemaal op God? Of betekent het hier meer? Wij lijken niet zozeer op Hem, maar wij (dienen te) wandelen in Hem. In Zijn geestelijke existentie. Wat betekent hier het woord ‘beeld’ in het hebreeuws? (צֶלֶם tselem) Het is een sfeer van licht met een uitstraling waarin de mens wandelt en daarmee in heiligheid Hem eer betoont. God schiep de mens in Zijn beeld. Waar de Geest van God drie-enig is, is Hun beeld: de afstraling van Hen, de uiting van Hun wezen, Hun heerlijkheid. In deze afstraling, deze lichtsfeer, werd de mens geschapen, zodat hij wandelde overeenkomstig de gelijkenis van de drie-enige God. Zolang de mens in deze lichtsfeer wandelde, leefde hij geheel naar de wil van God. Deed hij alle goed en alles volkomen juist. Het beeld is de uitstraling vanuit God, naar de mens, waardoor hij rechtvaardigheid en heiligheid ontvangt, en werkt overeenkomstig Gods aanwijzigingen. het Belang Adam en Eva werden geschapen in een lichtsfeer; in een schijnsel van God kwamen zij tot leven door het inblazen van de adem van het leven in hen. ‘Zo werd de mens tot een levende ziel.’ De ziel bevat het verstand en de wilskracht, nodig om het lichaam zaken te doen uitvoeren. Die worden alleen juist uitgevoerd als de geest van de mens in gedurig contact met zijn Schepper staat. De totale mens bestaat uit geest - ziel - lichaam. De geest is het die het denkvermogen leidt, welk vermogen het lichaam aanstuurt. Willen ziel en lichaam goed functioneren zal, zoals gezegd, de geest in constante verbinding met God staan. Had de mens nu zulke gaven ontvangen zodat hij op eigen intiatief kon handelen? Had het gebod tot het bebouwen en bewaren van de aarde hem ook de kennis gegeven om hieraan gevolg te geven? Köhlbrugge zegt in een preek over 1 Corinthe 1.24b: ‘Wij weten zeer wel, welk een hoog verlicht verstand en welk een kracht onze eerste stamvader Adam in de dingen van het natuurlijk leven gehad heeft’. Maar dit verstand en deze kracht kunnen alleen worden benut als geweten wordt hóé die te gebruiken. De wijsheid daartoe zal gegeven moeten worden van Hem, Die geschapen heeft in Zijn lichtsfeer. Neen! Uit eigen kracht; uit eigen wijsheid was Adam niet in staat te doen wat hij moest doen. Hij ontving in wat hij doen moest, regelrecht de aanwijzigingen van zijn Schepper. Zoals de landman Neem ter ore en luister naar mijn stem,
sla er acht op en luister naar mijn woorden! in Jesaja's profetie.
Belangrijk is het leven in Zijn beeld, door volkomen overgave aan Zijn wil. Niet maar iets zelf doen door te menen dat God gaven heeft verleend waarmee je kunt werken. Dat is geen volkomen overgave aan Hem. Nee helemaal
afhankelijkPloegt de ploeger heel de dag door om te zaaien? Blijft hij zijn land altijd maar openleggen en eggen? Is het niet zo: heeft hij de bovenlaag ervan geëffend, dan strooit hij wikke uit, zaait er komijn op, en zet tarwe op rij, gerst per vak, en spelt aan de rand? Zijn God onderwijst hem over de juiste wijze. Hij on-derwijst hem. Want men dorst wikke toch niet met een dorsslede, en rolt over komijn toch geen wagenwiel? Maar wikke wordt uitgeklopt met een stok, en komijn met een staak. Broodkoren moet wel fijngemaakt worden, maar hij dorst en dorst het niet voor altijd door; hij plet het niet met zijn wagenwiel, met zijn paarden verpulvert hij het niet. Ook dit gaat uit van de HEERE van de legermachten. Hij is wonder-baar van raad, Hij is groot in wijsheid. Jesaja 28.23-29.
Johannes 15.1-8: van Hem zijn en afwachten welke op-drachten Hij geeft. Bij Zijn opdrachten zal Hij ook de wijsheid geven, die uit te voeren.Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. Elke rank die in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt. U bent al rein vanwege het woord dat Ik tot u gesproken heb. Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen. Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitenge-worpen zoals de rank, en verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand. Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen. Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent. Zo hebben Adam en Eva aan Zijn wil voldaan. De opdracht om de aarde te bouwen Genesis 1.27-28:
en te bewaren, kon alleen worden uitgevoerd door aanwijzingen die God hen daarvoor gaf. Alleen zo was het ook mogelijk te
heersenEn God schiep de mens in Zijn beeld; in het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onder-werp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen! Genesis 2.15: De HEERE God nam de mens, en zette hem in de hof van Eden om die te bewerken en te onderhouden.(SV: te bouwen en te bewaren)
Genesis 1.26b:
over al het gedierte.
Laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen! Spreuken 12.10: De rechtvaardige kent het leven van zijn beest. UIT Zijn beeld Zodra op eigen wijsheid en inzichten wordt vertrouwd, handelt men buiten God. Dan valt men uit Zijn beeld. Zo ook Adam en Eva. Zij handelden naar eigen inzichten en sloegen de waarschuwing De Heere God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten,
maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven, Genesis 2.16-17. van God in de wind. Daarmee traden zij direct UIT Zijn Beeld. Traden onmiddellijk buiten de kracht, het verstand en de wijsheid van God.↓ beweeg muis over afbeelding Het ergste was, dat men niet naar God terug Johannes 5.40: wilde, maar ook niet kòn. Hun geest was, nu God daaruit was geweken, geheel afkerig van God geworden. Zo was de mens niet alleen onderworpen aan een lichamelijke dood, maar ook aan een geestelijke dood. Deze dood belemmerde ieder contact met zijn Maker. De liefde van God was geweken. Nu haatte de mens God, maar ook zijn naaste. Adam wierp
de schuldEn u wilt tot Mij niet komen, opdat u het leven mag hebben. Adam zei: De vrouw die U gaf om bij mij te zijn, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb ervan ge-geten.
En de Heere God zei tegen de vrouw: Wat hebt u daar gedaan! En de vrouw zei: De slang heeft mij bedrogen en ik heb ervan gegeten, van zijn afwijken op God en op zijn vrouw. In het vervolg zou de mens alle schuld op een ander werpen; zichzelf vrijpleiten; een ander verachten en vernederen; zichzelf in de hoogte steken en in hoogmoed spreken. Daarvan wordt op diverse
plaatsenGenesis 3.12-13. Psalm 14.2-3: van de Schrift gesproken. Zo is men nu alleen op alles wat deze wereld biedt gericht en is het hemelse ver uit zicht.
De Heere heeft uit de hemel neergezien op de mensenkinderen, om te zien of er iemand verstandig was, iemand die God zocht. Zij allen zijn afgedwaald, tezamen zijn zij verdorven; er is niemand die goed doet, zelfs niet één. Psalm 53.2-4: De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij handelen verderfelijk, zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand die goeddoet. God heeft uit de hemel neergezien op de mensenkinderen, om te zien of er iemand verstandig was, iemand die God zocht. Ieder van hen heeft zich afgekeerd, tezamen zijn zij verdorven, er is niemand die goed doet, zelfs niet één. Romeinen 3.20: Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde. Romeinen 3.23: Want àllen hebben gezondigd en missen de heerlijk-heid van God. 1 Johannes 1.8 en 10: Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is niet in ons. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons. Psalm 12.3: Valse dingen spreekt men tot elkaar, met vleiende lippen; dubbelhartig spreekt men. Psalm 73.8: Zij spotten en spreken boosaardig van onderdrukking, zij spreken uit de hoogte. IN Zijn beeld terug? Nee, helaas, nooit! Nooit kan de mens terug naar God! Dat is het gevolg van ons afscheid nemen van God. De mens die alle ellende rondom ziet, tràcht soms met inspanning van al zijn kracht terug te gaan. Verering van goden die niet bestaan; van beelden die goden moeten voorstellen; bezig met ijverig werken in godsdiensten. Resultaat? Geen! Hoe kan het anders? De mens heeft afstand van de ware God genomen; staat met zijn rug naar God gekeerd, vér van Hem verwijderd. Toch blijft men zoeken naar het ware geluk. Zochten zij die bij de ware God, zij zouden het vinden. Maar helaas is al het zoeken op de aarde gericht. Velen zijn er die door netjes te leven en te trachten ieder het zijne te geven, proberen terug te keren. Anderen spannen zich in door hulpverlening aan ontheemden en verzorging van naasten hun doel te bereiken, terwijl weer anderen met veel inspanning proberen aan de wet van God te voldoen; om Hem te behagen. Ook zijn er die theologie gaan studeren en gemeenten willen voorhouden Mattheüs 7.21-23:
hoe men leven moet, om weer met God in contact te kunnen komen, terwijl men het leven uit God niet kent en zo onjuiste wegen wijzen. Ook zijn er die zich gedurig
verdiepenNiet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit ge-kend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!
Markus 10.17-22:
in de heilige Schrift om zó God gunstig te stemmen. Sommigen zetten de resultaten van hun onderzoek op internet, zonder dat zij zich daarbij door de Geest laten leiden.
Toen Hij naar buiten ging om op weg te gaan, snelde er iemand naar Hem toe, viel voor Hem op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God. U kent de geboden: U zult geen overspel plegen; u zult niet doden; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen; u zult niemand benadelen; eer uw vader en uw moeder. Maar hij antwoordde Hem: Meester, al deze dingen heb ik in acht genomen van mijn jeugd af. En Jezus keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan, neem het kruis op en volg Mij. 22 Maar hij werd treurig over dat woord en ging bedroefd weg, want hij had veel bezittingen. Terecht dichtte Jacqueline van der Waals: Die niemand missen kan, ligt welbereid, Met afgepaste plichten geplaveid, En meningen die ieder kent en weet, Daar wandelt men gerust en welgekleed ... Het is de weg die .... ten verdèrve leidt. Nee niet ‘iets’ zal ons kunnen redden Psalm 49.8-9: . Zelfs niemand uit de mensen, hoe rijk hoe begaafd ook, kan ons redden. Als dan niet iets en zelfs niet iemand ons redden kan, ons kan terugbrengen, hoe komen we dan ooit weer in contact met God? Niemand van hen kan zijn broeder metterdaad ver-lossen, hij kan God zijn losgeld niet geven. De losprijs voor hun leven is immers te kostbaar en zal voor eeuwig ontoereikend zijn. Daar heeft God voor gezorgd. Hij grijpt Zelf in en uit Zijn drie-eenheid komt de Zoon naar de aarde om de eeuwige straf op de zonden Zelf te dragen en het zo mogelijk te maken dat mensen weer in contact met God kunnen komen. Alleen God is in staat de mens terug te brengen. Hij verschijnt als zondeloos mens op aarde en zal daar Zelf de straf dragen Jesaja 53 1-12: .Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HEERE geopenbaard? Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open. Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen, en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest. Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is. Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn. Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het licht zien, Hij zal verzadigd worden. Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. Daarom zal Ik Hem veel toedelen, en machtigen zal Hij verdelen als buit, omdat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood, onder de overtreders is geteld, omdat Hij de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft. Herr, stärke mich, dein Leiden zu bedenken, Mich in das Meer der Liebe zu versenken, Die dich bewog, von aller Schuld des Bösen Uns zu erlösen! Vereint mit Gott, ein Mensch gleich uns auf Erden, Und bis zum Tod am Kreuz gehorsam werden; An unsrer Statt gemartert und zerschlagen, Die Sünde tragen; Welch wundervoll hochheiliges Geschäffte! Sinn ich ihm nach: so zagen meine Kräfte, Mein Herz erbebt; ich seh und ich empfinde Den Fluch der Sünde. Es schlägt den Stolz und mein Verdienst danieder, Es stürzt mich tief, und es erhebt mich wieder; Lehrt mich mein Glück, macht mich aus Gottes Feinde Zu Gottes Freunde. Christian Fürchtegott Gellert ∗ 4-07-1715 - † 13-12-1769
Om de synchronie van het Duitse gedicht met de Nederlandse versie te bevorderen, is het Duitse vierde vers niet opgenomen. Het vermelde vierde vers is in het Duits dus het vijfde.
Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten, in deze zee verzinken mijn gedachten: o Liefde, die, om zondaars te bevrijden, zo zwaar woudt lijden! 'k Zie U, God zelf, in eeuwigheid geprezen, tot in de dood als mens gehoorzaam wezen, in onze plaats gemarteld en geslagen. de zonde dragen. Ons hart bezwijkt, het beeft en doet ons deinzen, ontzagg'lijk kruis, als w' aan uw wond'ren peinzen: o Liefde, 'k zie en voel in uwe wonden de vloek der zonden. Dit slaat mijn trots, al mijn verdienste neder, 't verlaagt mij diep, maar o, 't verhoogt mij weder! 't Meldt mij mijn heil, die van Gods tegenstander in vriend verander. Al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons (Paulus) de bediening van de verzoening gegeven heeft. Want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenend, hun zonden hun niet toerekenend, 2 Corinthe 5.18-19. De Schrift zegt verder: Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen, 1 Petrus 3.18 Gods heil kan dus onze tegenstand veranderen in die van een vriend. Terug IN Zijn beeld! Door God is terugkeer mogelijk, dat zegt de Schrift: Wij (Paulus) zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen, 2 Corinthe 5.20. De hemelhoge muur met daarvoor de onoverbrugbare, onpeilbaar diepe kloof is door God gaanbaar gemaakt. Hij heeft in de muur een bres geslagen, waarin uit Zijn drie-eenheid, de Zoon ons wenkt te komen Mattheüs 11.28: . Maar die vreselijke kloof dan? Daarover ligt het kruis van Hem die voor ons geleden heeft. Alleen over dat kruis is toegang tot de nodigende Verlosser, Jezus Christus, mogelijk.
Hij is de weg, de waarheid en het leven, Johannes 14.6. Terug IN de lichtsfeer van God kan alleen via Hem! Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. Willen wij het gericht ontgaan dat ons zonder Jezus wacht, dan zullen wij de vrijspraak moeten ondergaan, die God ons geeft, door wat Zijn Zoon verdient heeft door de straf voor ons te dragen. Die vrijspraak wordt ons gegeven, als wij ons hélemaal zonder terughoudendheid aan Hem overgeven; ons leven helemaal in Zijn handen geven. Dan worden wij vrijgesproken van de straf die anders wacht. Dan keren wij terug IN het beeld van God, in de afstraling die van Hem uitgaat. Dan ondernemen wij de zaken niet meer zelf, maar verwachten Zijn leiding in ons leven. Dan vragen wij aan Hem, wat Hij wil dat wij doen. De Schrift spreekt over ‘je bekleden Efe 4.24: (…) en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
met’. In Efeze 4.24 en Colossenzen 3.10 gaat het over je bekleden ‘met de nieuwe mens, overeenkomstig het beeld van God’ en in Romeinen 13.14 wordt gesproken over ‘je bekleden met de Heere Jezus Christus’. Col 3.9-10: (…) de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt, en u met de nieuwe mens bekleed hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft. Ro 13.14: Maar bekleedt u met de Heere Jezus Christus, en verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken. Dit is een belangrijk gegeven. De mens produceert geen heiligheid. Hij ontvangt die heiligheid van God, omdat Christus zijn heiligheid is, welke door de Geest wordt toegepast, wanneer wij deze heiligheid van Hem afsmeken. In Zijn beeld blijven
2 Corinthe 5.10: , wanneer Hij voor de tweede keer terugkomt om over deze aarde te regeren. Naar deze heiliging streefde ook Paulus toen hij tegen hen uit Filippi zei: Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Ja, beslist, ik beschouw ook alles als schade vanwege de voortreffelijkheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere, om Wie ik dat alles als schade ervaren heb. En ik beschouw het als drek, opdat ik Christus mag winnen, en in Hem gevonden word, niet met mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof in Christus is, namelijk de rechtvaardigheid uit God door middel van het geloof; opdat ik (daardoor) Hem mag kennen, en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap met Zijn lijden, doordat ik aan Zijn dood gelijkvormig word, om hoe dan ook te komen tot de uit-opstanding van de doden, Filippenzen 3.8-11. De uit-opstanding? Maar in de Staten Vertaling en in de Herziene Staten Vertaling staat toch: ‘opstanding’? Ja dat staat er. Het Grieks zou dan moeten luiden: a’nastasis ( ). Maar…… dat staat er niet. Het Grieks luidt daar: exa’nastasis ( εξἀνάστασις ) wat een andere betekenis heeft dan wat bedoeld wordt met ‘opstanding’. Bij ‘opstanding’ wordt gedacht aan de algemene opstanding waar voor de witte troon van God de oordelen worden uitgesproken over goeden en kwaden. De Schrift spreekt dan over de opstanding vàn de doden Handelingen 17.32: .
Toen zij nu over de opstanding van de doden hoorden, spotten sommigen daarmee. En anderen zeiden: Wij zullen u hierover nog wel eens horen. 24.21b: Over de opstanding van de doden word ik heden door u geoordeeld! Bij de opstanding uit de doden, zoals het in de grondtekst staat, wordt bedoeld de opstanding van de rechtvaardigen die tussen anderen, die in de dood blijven, zullen opstaan. Zo is de eerste vrucht van Christus' lijden en Zijn opstanding tussen doden uit, het opstaan van velen tussen de doden uit, die als bewijs van Zijn opstanding, verschenen aan veel inwoners van Jeruzalem, Mattheüs 27.51-53. Naar de opstanding tussen de doden uit, is door Jezus diverse keren gewezen:
Daar zowel de King James; de SV als de HSV in Fillippenzen 3.11, het Griekse
exanastasis exanastasis
onjuist hebben vertaald, en als
anastasis hebben weergegeven, volgt hier de vertaling van dit
vers uit achttien andere vertalingen: blijkt dit ook. Deze hebben het grondwoord juist vertaald.
* Vaak wordt naar de Vulgaat van Hiëronymus uit 380 na Chr. verwezen als de oudst bestaande vertaling (de vulgaat wordt door de RK alleen als juist erkend). Velen hebben geen weet van een oudere vertaling dan de Vulgata, nl. de Vetus Latina of Oude Latijnse Bijbel. Onder andere werd deze door de Waldenzen en de Albigenzen gebruikt. De Vetus Latina komt sterk overeen met de Textus Receptus, welke ten grondslag ligt aan de King James 1611 en de Statenvertaling 1636. De Roomse Vulgaat schijnt doelbewust te zijn vervalst. De naam ‘voor het volk’is misleidend, alsof deze exclusief voor hen vertaald werd. Erasmus wordt verweten dat hij soms de Vulgaat volgde, waarmee men aangeeft dat Rome ook de Textus Receptus beïnvloedde. Erasmus raadpleegde echter niet de Vulgaat, maar de Vetus Latina. De RK, er vanuit gaande dat men geen kennis droeg van het bestaan van de Vetus Latina, verspreidde deze leugen alsof de Textus Recepties overenkomsten met de Vulgaat zou vertonen. Maar Erasmus kende de oudste tekstvarianten waardoor zijn werk juist overeenkomt met de Vetus Latina en niet met de door Rome vervalste Vulgaat. De εξἀνάστασις (exanastasis) : de opstanding tussen de doden uit
Onze collectie
Hoe te komen tot de uit-opstanding ?
Dat was een belangrijk punt voor Paulus als hij zich uitstrekt om tot de uit-opstanding te komen (Fil. 3.12-14). Zo zal het ook voor ons belangrijk moeten zijn
1 Thessalonizensen 4.16-17
om dat doel te bereiken. Want weet dit, dat er velen christenen zullen zijn, die door een slordig leven, dit doel niet zullen bereiken, maar bij de uit-opstanding en de daarop volgende opname om bij Christus te zijn, zullen achtergelaten worden. 16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. 17 Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn. Door wereldgelijkvormigheid zullen vele christenen tot hun schrik plotseling merken dat zij niet zullen worden aangenomen. In die nacht zullen er twee op één bed zijn… - Lukas 17.34-36.
Blijf dan in Zijn Beeld ! Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen, Hebreeën 1.3. |